De ontginningen van het veen ten oosten en westen van Gouda vindt plaats in de elfde eeuw.
In 1139 wordt de Gouwe voor het eerst vermeld in een oorkonde van de bisschop van Utrecht.
In 1272 verleent Graaf Floris V. stadsrechten aan Gouda.
De oude binnenstad bevindt zich binnen de Fluwelensingel, Blekerssingel, Kattensingel, Turfsingel en de Hollandsche IJssel.
Eerste grote stadsbrand waarbij ook de eerste Sint-Janskerk wordt verwoest.
Slechts vijf huizen blijven gespaard.
De stad telt op haar hoogtepunt 200 brouwerijen die per jaar 15 miljoen liter bier produceren.
Diverse voorlopers van de Sint-Janskerk waren al, deels geheel, ten prooi gevallen aan de vlammen. Na een grote brand, als gevolg van blikseminslag, wordt de Sint-Janskerk onder leiding van Cornelis Frederickszoon van der Goude herbouwd en krijgt de kerk de huidige vorm.
Naar een ontwerp van Pieter Post
20% van de bevolking overlijdt aan de pest.
Oprichting van de N.V. Stearine Kaarsenfabriek Gouda. De bekende Goudse Kaarsen worden hier gemaakt. De industrialisatie van Gouda begint.
Laatste terechtstelling op het schavot van het stadhuis, dood door de strop.
De plateelfabriek Zuid-Holland wordt opgericht en hiermee begint de opkomst van het Gouds Plateel (keramiek). Veel pijpenmakers-fabrieken stappen over op de fabricatie van plateel.
Twee jaar later schenkt de kaarsenfabriek van Gouda, vanwege haar 100 jarig bestaan, kaarsen om achter de ramen van het stadhuis te plaatsen. Dit is hierna een jaarlijkse traditie geworden.
Hierna vindt de echte kaashandel niet meer op de markt plaats.